Ondernemend Nederland heeft na de crisis en na de coronamaatregelen weer vers geld nodig om weer op- en door te starten. Wij spelen als Kredietunies in dit tijdsgewricht een duidelijke rol. Dicht bij huis, dicht bij de ondernemer, dicht bij de oplossing. Daar waar er in Nederland talloze bedrijven opereren die zich bezig houden met venture capital, wat dus gewoon durfkapitaal heet, daar opereert ook gewoon al jaren een “ouderwetse” kredietunie op een effectieve en maatschappelijke manier.

Vintagefunder

We zijn voor veel ondernemers in hun en onze beleving een echte “vintagefunder” geworden. We zijn altijd open in alle opzichten, transparant en goedkoop en op de virtuele marktplaats te verwerven. In het strakke industriële financiële dienstverleningsinterieur zijn we als kredietunies weer opnieuw ontdekt.

Met een vette knipoog naar de hightech financiers die met en door afstand de ondernemer achter het bedrijf zelf volledig zijn vergeten. Want hoe verder de geldverstrekker van de kredietaanvrager afstaat, hoe afstandelijker de benamingen in het inmiddels gewoon gevonden Engels-Amerikaanse financieringsvakjargon worden. Maar ook hoe verder de ondernemer van een echte financiering op maat afstaat. De branche doet volop aan containerbegrippen, windowdressing, zwachtelwoorden, namedropping en interessantdoenerij.. .

Men ziet gewoonweg niet de mens meer achter en in het bedrijf. Ondanks mooie bankenlogo’s waarbij de mens centraal schijnt te staan. .

Want daar waar we als kredietunies vaak in cofinanciering het achtergestelde kapitaal verstrekken, daar opereren ook geldverstrekkers die vergeten zijn dat kredietunies het echte durfkapitaal al jaren in deze economie leveren. Zonder dat we ons “venture-capital party” of “private equity party” gaan noemen. Kredietunies hebben in het verleden en in de toekomst vaak wel de durf om een MKB bedrijf de ondernemer te financieren met “risico kapitaal van, voor en door ondernemers”.

De inhoud die anderen suggereren en niet kennen, kunnen we gewoon als kredietunies leveren. Open en eerlijk

Toen kredietunies wereldwijd in de vorige eeuw met miljoenen leden als kapitaalverschaffer voor ondernemers en zelfs ook particulieren volop functioneerden, kende Nederland alleen nog maar de NMB (toen nog onder de naam de Cooperatieve Nederlandse Middenstands Bank). Tot aan het begin van de jaren tachtig kende Nederland dan ook niet (of nauwelijks) een markt voor durfkapitaal. Wel waren er al instellingen als de NPM (de Nederlandse Participatie Maatschappij), NIB (Nationale Investerings Bank) en RKN (Risico Kapitaal Nederland) actief. Ook waren family offices (o.a. familiekapitaal) direct of indirect werkzaam.

Vreemd. Vermogen

In de jaren tachtig waren ondernemingen voornamelijk afhankelijk van banken om hun (vreemd) vermogen aan te vullen. Hoewel het overgrote deel van de kredieten werd verstrekt door de banken, vervulde de overheid ook middels verschillende regelingen een rol in het verstrekken van risico kapitaal – waar een groot gebrek aan was – te vergroten.

Staatsgaranties?

Zo was het ‘Vermogens Versterkings Krediet’ ( binnen de Kredietregeling Midden- en Kleinbedrijf, in 1989  vervangen door de zogenaamde Borgstellingsregeling). een goed werkend financieringsinstrument dat door de staat was gegarandeerd. Juist bedoeld om het eigen kapitaal van de ondernemer aan te vullen. Met een dergelijke regeling zou overigens ook een kredietunie haar diensten na de corona-financieringscrisis fantastisch kunnen aanvullen en met andere partijen verdere bancaire kredietverlening middels stapelfinanciering mogelijk kunnen maken. Het garantiebudget in 2021 voor de BMKB was € 1.350 miljoen voor banken en € 150 miljoen voor niet-bancaire financiers. De eenvoud van het VVK is echter vervangen door “modernere regelingen” van de huidige overheid.  

Daarnaast – hoe verlang ik toch terug naar vroeger- konden ondernemers kiezen voor de “Bijzondere Hypothecaire Geldlening”. Je kon als ondernemer tot 85 % van de koopsom of stichtingskosten van het onroerend goed lenen en deze regeling was voor 40 % staatsgegarandeerd. Het leek daarmee op de toen geldende Gemeentegarantie voor particulieren. Een regeling die later overging in de nog steeds uitstekend functionerende Nationale Hypotheek Garantie. Helaas is dit alleen voor particulieren bedoeld en niet voor ondernemers.

Toen al kon het -naar later pas bleek- hopeloos ouderwetse bankwezen niet veel betekenen voor voornamelijk jonge bedrijven (toen kenden ze het woord start up nog niet…). De overheid voorzag in een regeling en als het een beetje om een technisch bedrijf ging dan konden deze bedrijven zelfs gebruik maken van het ‘Technisch Ontwikkelings Krediet’.

Het was hiermee het Innovatiekrediet avant la lettre en ook hier weer: een stuk eenvoudiger aan te vragen en beter uitvoerbaar. Niet dat door die regelingen de banken de starters massaal ging steunen, die markt laten ze aan de durfkapitaalverschaffers over om later aan boord te stappen als het bedrijf inmiddels floreert… De starters staan echter nog steeds op Start en ontvangen geen….

In de jaren 80 hadden we nog geen Coronacrisis met gedwongen bedrijfsstilstand.

Hooguit hadden we toen een griepgolf. Maar ook in die jaren ging het verschrikkelijk slecht met het MKB. Met weliswaar als bijkomend nadeel een hoge rentestand. Het MKB was ook toen niet echt bereid om hun eigen aandelen uit te geven om kapitaal aan te trekken. Tegelijkertijd ga je je dan afvragen wat nu de houding is t.o.v. de voorgestelde (staats-) aandelendeelname, zoals in de pers bepleit door MKB Nederland. Ook toen liep men als bedrijven aan tegen een teruglopende winstgevendheid (en tijdens de corona tegen een bedrijfsstilstand van 2 jaar) en men kon toen ook de nodige investeringen niet doen om uit het dal te kruipen. MKB-ers waren ook toen uiteindelijk genoodzaakt om hun vreemd vermogen te vergroten en ook zij konden steeds minder vaak een beroep doen op de kapitaalmarkt en de banken.

The crisis revisited

Recente empirische onderzoeken laten daarnaast zien dat de “diepte-investeringsleningen en intensivering van de financiële overheidsregelingen en -ondersteuning in hun invoering, uitvoering, uitwerking en uitrol onvoldoende voordelen kennen en zelfs onvoldoende hun weg vinden naar de markt.

Deze economische ontwikkelingen gaven de participatiemaatschappijen wel de mogelijkheid om zich in die markt te roeren. De goedwerkende regeling die de groei van durfkapitaal daarbij echt mogelijk heeft gemaakt, is de PPM-regeling. In 1981 trad deze PPM-regeling in werking.(Naar aanleiding van het advies van de Commissie Wagner.)

Het doel: het bevorderen van de oprichting van particuliere participatiemaatschappijen, die nieuw risicodragend vermogen moesten gaan verschaffen aan het MKB. Men verwachtte dat deze regeling de werkgelegenheid zou bevorderen, zoals het dat ook deed in Amerika  waar er al een regeling met een soortgelijk doel bestond: De Small Business Investment Act of 1958.

Die PPM-regeling maakte het mogelijk dat particuliere participatiemaatschappijen tot wel 50 % van het geleden verlies na een investering in een MKB- onderneming vergoed konden krijgen door de overheid. De andere helft van het verlies kwam voor rekening van de particuliere participatiemaatschappij zelf. De regeling deed zijn werk, er werd volop gebruik van gemaakt en toentertijd zeker beter ontvangen dan de huidige overheidsregelingen.

Het gekke is daarnaast dat niemand heden ten dage ziet dat juist een kredietunie alle aspecten van een participatie-maatschappij in zich had, heeft en blijft hebben. Ondernemers participeren in het verschaffen van geld aan een andere ondernemer.  Ook zij zouden kunnen vallen onder een specifieke PPM regeling. Als (mede-) leningsverstrekker, maar ook soms als (middellijk) mede-aandeelhouder. Permanent of tijdelijk. Op maat. En het liefst met een geheel of gedeeltelijk staatsgarantie. Kredietunies kunnen die rol vervullen, maar moeten dan ook wel gesteund worden in de uitvoering door diezelfde overheid.

Regionale participatie?

Naast deze (meer) reguliere bronnen van overheidsfinanciering bestonden toen ook al de welbekende ‘Regionale Ontwikkelings Maatschappijen’. Zij hebben heel goed en effectief bijgedragen aan de groei van durfkapitaal in een select aantal regio’s in Nederland. Deze Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen zijn opgericht om de regionale economische structuur te versterken en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat is tegenwoordig mede-aandeelhouder van:

  • de Brabantse Ontwikkelingsmaatschappij (BOM),
  • de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM),
  • InnovationQuarter (IQ),
  • Oost NL (de ontwikkelingsmaatschappij voor de provincie Gelderland en Overijssel),
  • de ontwikkelingsmaatschappij voor de provincie Limburg (het Limburgs Instituut voor Ontwikkelingsfinanciering, LIOF),
  • Impuls Zeeland en
  • ROM Utrecht.

Deze ROM’s versterken het ecosysteem in hun regio door het delen van kennis en het samenbrengen van ondernemers, kennisinstellingen en overheden. Ook regionale kredietunies werken samen met de aldaar actieve ROM’s.

De VSK kan zelfs stellen dat een kredietunie als bijzondere vorm (en in de toekomst hopelijk fiscaal gefaciliteerde coöperatie) van een geldverstrekkende PPM in het begin de regionale ontwikkelingsmaatschappijen ook als partner hebben gezocht en gevonden. Want bij het opereren van een kredietunie is het niet belangrijk WAT de kredietunie verstrekt, maar DAT er krediet verstrekt wordt. Een mooi voorbeeld van Publiek Private Samenwerking! 

Ook de ROM’s zien inmiddels de voordelen van het samenwerken met een partij die goed bekend is in de regio, de cultuur kent en ook de fysieke ondersteuning biedt in de regio. .

Als we de PPM regeling nu nog zouden kennen dan zouden er In rap tempo meer “participatie”-kredietunies opgericht kunnen worden. Banken zullen ons dan zelfs wellicht graag steunen, omdat zij van nature ieder risico willen vermijden en door de samenwerking met kredietunies dit kunnen bewerkstelligen.

Voor natuurlijke personen of zoals u wilt particuliere spaarders en beleggers was deze regeling echter niet aantrekkelijk gemaakt. Ze konden en kunnen dat uiteraard nog steeds wel doen, maar moeten dat dan via een persoonlijk lidmaatschap van een kredietunie doen, die vervolgens het ingelegde geld in de gemeenschappelijke kas weer investeert. 

Participerende Pensioenfondsen

Je zou gezien de recente publiciteit rondom “foute” investeringen van pensioenfondsen in militaire regimes, wapenindustrie en vervuilende industrie zeggen dat pensioenfondsen geen terughoudend investeringsbeleid kennen, maar investeren in het nationale MKB is kennelijk een te ver van hun bed show.

Begin jaren 80 hadden de pensioenfondsen gezamenlijk nog geen 5 % van het totale belegde vermogen van 128 miljard gulden in beursgenoteerde aandelen belegd, want ze investeerden liever in niet-risicodragend vermogen. Sterker nog pensioenfondsen hadden en hebben niets met het MKB. Ze konden immers met twee vingers in de neus rijk worden door in overheidsobligaties te beleggen. Ook nu merken we als Kredietunies dat als je pensioenfondsen of institutionals benadert om geld te stoppen via ons in het MKB, ze beginnen met een terughoudend onbegrip. Nergens op gebaseerd natuurlijk, maar kennelijk is dit de houding daar wij vragen om “losse” miljoenen te investeren. Terwijl bij een staatsobligatie je een paar miljard ineens zonder al teveel moeite kwijt kunt als pensioenfonds. Pensioenfondsen denken groot, maar handelen kleingeestig. In ieder geval maatschappelijk en sociaal gezien. Maar goed: wijsheid komt met de jaren, spijt ook. 

Dus bel ons…

Participerende Levensverzekeraars

Levensverzekeringsmaatschappijen waren wel degelijk geïnteresseerd in de PPM-regeling. Voor deze partij gold – en geldt nog steeds – namelijk een fiscale deelnemersvrijstelling. Deze fiscale begunstiging hield in dat dividend en koerswinst bij vervreemding van een participatie onbelast bleven. Daarnaast waren de verliezen bij liquidatie van een vennootschap – waarin werd deelgenomen – aftrekbaar. Maar ook de levensverzekeraars hebben de weg naar de kredietunies nog niet gevonden en wij adviseren ze dan ook hun investerings- GoogleMaps aan te zetten om weldra aan te “koersen” op een kredietunie.

Participerende banken

Door een verruiming in wetgeving in 1980 werden banken in staat gesteld om voor een groter deel in het aandelenvermogen van ondernemingen te investeren. Voorheen was het banken niet toegestaan om meer dan 5% te verwerven in aandelen van ondernemingen, behoudens een verklaring van DNB. Na deze verruiming mochten de banken deelnemen voor meer dan 5%. Desalniettemin was er een begrenzing: om een ongewenste concentratie van macht bij de banken tegen te gaan, moesten de banken minderheidsbelangen nemen ten hoogste van 2,5 miljoen gulden.

Geen focus

Gaandeweg zijn participatiemaatschappijen en ook kredietunies zich meer gaan specialiseren – zowel in de keuze van het segment, de  keuze van de regio als de keuze in een bepaalde sector. Dat was toentertijd nog niet het geval. Aanvankelijk deden de participatiemaatschappijen alle projecten die rendabel waren. Nu heerst het besef dat er gespecialiseerd moet worden. Je moet meerwaarde hebben voor een bedrijf. Dat kan alleen als je meer kennis hebt over een bepaalde sector. Zo kreeg je uiteindelijk het beeld van wat je nu hebt: namelijk redelijk gespecialiseerde kredietunies en redelijk gespecialiseerde participatiemaatschappijen.

Vanuit de tijd dat het aanbod van venture capital bijna nul was, groeide deze markt tot een behoorlijke omvang. De PPM-regeling heeft – al dan niet gedeeltelijk – bijgedragen aan de ontwikkeling en groei van durfkapitaal in Nederland.

Waar we nu echter op wachten is een PPM 2.0 regeling die het ook mogelijk maakt voor sparende ondernemers en sparende particulieren om met fiscale begunstiging en staatsgarantstelling hun geld te laten investeren en renderen.

Het liefst via een kredietunie