Nederlandse aanbieders van financiële diensten anders dan banken verzorgden in 2021 voor € 401 miljard financiering, Dat was 14% minder dan een jaar eerder. Daarmee was deze sector nog even groot als een zesde van het Nederlandse bankwezen en vormde het 1% van de wereldwijde niet-bancaire financiering. Dit blijkt uit cijfers van DNB in het kader van het onderzoek door de Financial Stability Board,
Sommige financiële instellingen verzorgen diensten die sterk lijken op die van een bank, terwijl zij dat formeel niet zijn (zie box). Het gaat dan bijvoorbeeld om financieringsmaatschappijen die hypotheken of consumptieve kredieten verstrekken, of om beleggingsfondsen die in obligaties of leningen investeren. Financiering door deze zogeheten niet-bancaire financiële intermediairs daalde in 2021 met €67,5 miljard tot € 401 miljard.
Wat is niet-bancaire financiering?
Niet-bancaire financiering omvat hier de financiering door instellingen die activiteiten ontplooien met bankachtige risico’s door liquiditeits- en looptijdtransformatie en hefboomgebruik (relatief veel vreemd vermogen), maar buiten het prudentieel geconsolideerde bankentoezicht vallen. Voorheen werden zij ook wel schaduwbanken genoemd. Kredietunies maken ook deel uit van deze sector en blijken voor veel ondernemers een “last resort” te zijn.
Financieringen door deze partijen vormen een alternatieve bron voor de economie en kunnen zo de schokbestendigheid ervan vergroten. Belangrijk is echter om scherp te letten op de opbouw van mogelijk nieuwe financiële stabiliteitsrisico’s. Daarom wordt deze zogeheten niet-bancaire financiële intermediatie (NBFI) jaarlijks in kaart gebracht via een studie van de Financial Stability Board (FSB). De zogenoemde nauwe maatstaf van NBFI in die FSB-exercitie wordt hier in dit bericht aangeduid met niet-bancaire financiering.
Grootste daling bij beleggingsfondsen, ondanks groei bij hypotheken
De daling van de niet-bancaire financiering trad vooral op bij zogeheten ‘open ended’ beleggingsfondsen. Dat zijn beleggingsfondsen waar investeerders makkelijk kunnen uitstappen. Bij deze instellingen daalde de financiering met 18% tot € 302 miljard. Dit kwam in belangrijke mate voor rekening van aan pensioenfondsen gelieerde obligatiefondsen. Pensioenfondsen hebben obligaties uit deze beleggingsfondsen onttrokken om deze in eigen beheer aan te houden. Zo kunnen zij meer de regie voeren over hun eigen beleggingen, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid, zo merken deze fondsen op. Door de structuur van deze beleggingsfondsen lijkt het risico op plotselinge onttrekkingen in de praktijk overigens gering. Niettemin zijn deze fondsen in het raamwerk van de FSB meegerekend, omdat wijzigingen in het strategisch beleggingsbeleid van pensioenfondsen gevolgen kunnen hebben voor deze fondsen. De intermediatierol van beleggingsfondsen brengt extra risico’s zoals liquiditeitsrisico’s met zich mee, die zich anders niet voordoen bij pensioenfondsen.
Daarentegen nam tegelijkertijd binnen de categorie van beleggingsfondsen de omvang van de hypotheekfondsen met 20% toe tot € 79 miljard. Dit betreft vooral beleggingen van pensioenfondsen die mogelijk willen profiteren van hogere rendementen en willen aansluiten bij hun langer lopende verplichtingen.
Ondanks de netto daling in financiering blijven beleggingsfondsen verantwoordelijk voor het overgrote deel (75%) van de niet-bancaire financiering.


* Vanwege de beschikbare data voor deze periode zijn in de grafiek ook financiële hulpbedrijven inbegrepen, die methodologisch buiten NBFI vallen.
Bron: DNB
Recente reacties